Dom André
Dom André

©Antoine

HERINNERINGEN AAN DOM ANDRÉ

Studiegenoten getuigen over het engagement van hun vriend Dom André

André De Witte, priester, landbouwkundig ingenieur, bis-schop.1944 – 2021

André is overleden. Dat komt hard aan. Hij laat onmiskenbare sporen na in het leven van velen, hier bij ons en ze-ker in Brazilië. We deelden een huis tijdens de laatste jaren van onze studies aan de Faculteit Landbouw (KULeuven). Later, bij elk van zijn bezoeken aan het thuisfront zaten we samen aan tafel, met een gevoel van samenhorigheid dat nog altijd onze studietijd overleeft. Zijn thuisfront was echter al snel Brazilië geworden.

We luisterden naar zijn verhaal. We onthielden vooral zijn enthousiasme, zijn betrokkenheid, zijn beredeneerd en doorleefd engagement. Hij was daar graag, bij de mensen. Nu hij er niet meer is, herdenken we zijn traject naar en in Brazilië. We proberen hier samen te vatten hoe dat engagement omgezet werd in concrete akties.

Met dank aan Benoni, Marc, Lutgarde, Paula, Flavia em Antoine, Urbain en anderen. Het is onvolledig, vanzelfsprekend. Veel kan aangevuld en/of verbeterd worden. Het herlezen van deze tekst geeft ons wel een goed gevoel. We zien André nog beter staan, in zijn Brazilië. Dat was de bedoeling.

Clem, Ignace, Jo enLuc

André vertrok in 1976 als priester/landbouwingenieur naar Alagoinhas in Brazilië, op vraag van Dom José Cornelis, bisschop van Alagoinhas. Bisschop Cornelis was ook uit het Gentse afkomstig. Twee jaar eerder was Benoni Leys, eveneens priester en landbouwkundig ingenieur, daarheen vertrokken. Beiden studeerden aan de KULeuven. Beiden wilden zich inzetten voor de landpastoraal (of landbouwpastoraal), en kregen een parochie toegewezen in de staat Bahia, in het noordoosten van Brazilië. André definieerde zelf de landpastoraal als “een katholieke actie op het platteland, vooral in het droge noordoosten. De landpastoraal ijvert voor een menswaardig leven voor landloze en arme boerenfamilies”.

Na zijn priesterwijding stelde het bisdom aan André een doctoraat in de theologie voor. Maar hij verkoos landbouwstudies, mikkend op dit toekomstig werkterrein, de landpastoraal. Studenten landbouw met interesse voor ontwikkelingswerk vonden toen mekaar in de werkgroep “Landbouw in wereldperspectief”. Op een van de activiteiten sprak Jef Caekelbergh over zijn werk inBrazilë.

André gaf aan “pastoraal” een brede invulling. De Braziliaanse landpastoraal van die tijd heeft zijn wortels in de “teologia de libertação” die niet algemeen verspreid is en die belangrijke figuren gekend heeft zoals de bisschoppen Helder Câmara, Evaristo Arns, e.a. Zij hebben hun stempel gedrukt op de bisschoppenconferenties. Maar dat is nu verleden tijd, mede door toedoen van conservatieve benoemingen vanuit Rome. De braziliaanse bisschoppen en priesters zijn nu conservatiever, en kunnen soms vergeleken worden met de protestantse sekten, “die enkel het hallelujah zingen”.

Toen Benoni Leys in maart 1974 in Alagoinhas aankwam was daar nog geen werking rond landbouw-pastoraal. Benoni ging in de leer bij een franse priester in Recife (Pernambuco), José Servat, en bij de ACR (Animação dos Cris-tãos no meio Rural). Deze beweging was heel sterk Cardijngericht met de methode “zien-oordelen-handelen”. Na 2 jaar kwam André die groep versterken.

Een doorsnee boerengezin in die streek (semi-ariede gedeelte van de Nordeste, de “sertão”) is arm. Een eerste groep zijn de landlo-zen. Ze hebben geen grond en werken voor een grootgrondbezitter die meestal aan veeteelt doet en heel weinig arbeiders tewerkstelt. Anderen werken voor een firma die eucalyptus plant of aan appelsienteelt doet. Nog anderen hebben een lapje grond (+/- 5 hectaren), en werken deels op eigen grond en deels voor rekening van anderen. En dan is er een minderheid die voldoende grond heeft (als de prijzen goed zijn) om ervan te kunnen leven, minimum 30 hectaren, meestal gemengde landbouw: mais, maniok, zoete aardappel, appelsienbomen, cocosbomen, kippen, varkens...

In het bisdom bestond er in die tijd slechts één syndicaat van de familiale landbouwers. In Brazilië is iedereen gesyndiceerd, elk in zijn categorie: kleine boeren, grote boeren, leraars, loontrekkenden, geneesheren, advokaten... Het eerste konkreet resultaat van de landpastoraal was de oprichting van tal van syndicaten in de verscheidene gemeenten van het bisdom. Daar kwam een juridische werkgroep bij, met een advokaat om bijstand te verlenen bij de vele problemen zoals grondroof, uitbuiting van salaris, enz. Tegenwoordig heeft iedere gemeente zijn syndicaat van de familiale landbouwer. Benoni en André hebben daartoe een belangrijke bijdrage geleverd.

Een verdere stap was de oprichting van een landbouwschool gericht op de familiale landbouw, met de bedoeling een betere opleiding te geven aan de toekomstige bedrijfsleiders. Vanuit de landbouwschool werden lokaal associaties gevormd en die associaties samen stichtten de COOPERA (Coopertiva Agrope-cuaria da Região de Alagoinhas), die op haar beurt CREDITE heeft opgericht, voor kredietverlening. Al deze initiatieven, syndicaten, familiale landbouwschool, COOPERA en CREDITE (nu SICOOB) bestaan tot vandaag, en zijn volwassen organisaties en instellingen geworden.

Bij de oprichting was die familiale landbouwschool heel informeel, zonder diploma, met leerlingen die dikwijls begonnen als analfabeet. Jongeren die in de landbouw willen blijven krijgen in zo’n landbouwschool, naast de traditioneel vakken, ook praktijklessen rond landbouw, gericht op innovatie. Het is “alternerend onderwijs”. De ene week worden op de landbouwschool (internaat) nieuwe praktijken geleerd. De andere week gaan ze terug naar het bedrijf van hun ouders waar ze de geleerde praktijken trachten toe te passen. Tegen-woordig is het een oficieel erkende technische school met een vorming van 4 jaar, en een diploma van technisch landbouwingenieur. Het is een vorming op hoog niveau, die elk jaar 20 à 25 ingenieurs aflevert.

De progressieve bisdommen hebben overal in Brazilië dergelijke familiale landbouwscholen opgericht, met steun van de overheid. De laatste jaren (zeker onder Bolsonaro) zijn die subsidies echter gekortwiekt zodat vele scholen zijn moeten sluiten. Enkele overleven nog, vooral met steun van de ouders, van meer progressieve gemeentelijke overheden en van coöperaties (als Cresol), die de coöperatieve gedachte en werking inploegen in het curriculum van die scholen.

COOPERA (http://coopera.coop.br/) is een aan- en verkoopcoöperatie: aankoop van landbouwprodukten, verkoop van meststoffen, gereedschappen, van alles wat de landbouwer nodig heeft. Vele van hun gronden zijn heel zuur en moeten bekalkt worden. COOPERA runt een fabriekje om voederrantsoenen te maken, en een voorlichtingsdienst die vergaderingen houdt in de associaties. COOPERA begeleidt ook landbouwers die aan biologische appelsienen aanplanten, begeleidt de verkoop van landbouwproducten, organiseert kunstmatige inseminatie SI-COOB (https://www.bancoob.com.-br/sobre-o-sicoob) is een cooperatieve bank van de familiale landbouw, waar men terecht kan voor van alles en nog wat: leningen, de-positos, verzekeringen,enz.De leningen zijn vooral voor aankoop van zaden en meststoffen, en dikwijls wordt dat gesteund door de overheid.

In 1994 werd André benoemd tot bisschop van Ruy Barbosa, eveneens in de staat Bahia. Tot dat jaar heeft André in team gewerkt met Benoni. Op papier was Benoni de pastoor en André de medepastoor, maar in de praktijk was er geen onderscheid. Zij deden alles samen, en hadden een soort beurtrol, zowel voor de liturgische diensten als voor de deelname aan boerenbijeenkomsten e.d.

Voor heel wat overheidsprogramma’s in de landbouwsector, zoals het plaatsen van cisternas (waterputten) om het regenwater op te vangen, vervulden de bisdommen een coördinerende rol. Dat was ook het geval in Ruy Barbosa en elders in de staat Bahia. Als bisschop gaf André ook dekking en ondersteuning aan parochies waar land-lozen (de “Sem Terra”) het aan de stok kregen met grootgrondbezitters (de “fazendeiros”). Padre Frans Verhelle doet daar parochiaal werk, ook voor personen met een handicap, en heeft enkele landbezettingen meegemaakt. Hij werd ook persoonlijk belaagd. Als bisschop heeft André al het mogelijke gedaan om het geweld te keren, en speelde een steeds belangrijkere rol in de CNBB (Conferencia Nacional dos Bispos do Brasil).

Een groot probleem voor de kleinere boeren is het gebrek aan eigendomsdocumenten voor hun grond: zij wonen er wel, sinds hun bedovergrootouders, maar die grond is van de staat. Grond zonder eigendomstitel is “terra devoluta”, en behoort per definitie aan de staat. Met de nodige juridische ondersteuning kunnen pachtrechten worden geregeld, of kan de boer wel zijn grond “afkopen” van de staat, die dan een soort schenking doet. Dat kan vredig verlopen.

Maar het gebeurt dat rijken en grote bedrijven de grond van de kleine boeren op niet vreedzame wijzen willen inpalmen. Dat noemt men daar grilagem. Een grilo is een kever die ondergronds werkt. Dit probleem is verspreid over gans Brazilie, en ook in de streek waar André werkzaam was.

Hier speelt de CPT (Comissão Pastoral da Terra), waar André zeer nauw bij betrokken was, een belangrijke rol. De CPT maakt mistoestanden kenbaar. Vooraleer hij nationaal voorzitter van de CPT verkozen werd in 2018, was André de vertegenwoordiger van de bisschoppen binnen de CPT. De CPT neemt vooral standpunten in rond de grondproblemen: bezettingen, conflicten, problematiek van de indiaanse bevolking, milieu... Soms waren dit harde conflicten (“Chico Mendes e tantos outros que foram assasinados”).

De CPT is een christelijke oecomenische organisatie met presbyterianen, lutheranen, katholieken. Niet de pinksterbeweging dus, die is heel sterk gericht op zieltjes winnen. De CPT werd opgericht in 1975 voor belangenverdediging van landlozen en van de familiale landbouw, en vooral voor landhervorming. Inspiratiebron is de “bevrijdingstheologie”. De CPT nam politieke standpunten in, zeker rond landhervorming. De CPT was progressief, en soms te links voor sommige bisschoppen. Veel werd toen ook geïnvesteerd in leiderschapsvorming (solidariteit, coöperatieve gedachte, social commitment, plaats voor de minder bedeelden….). Andere bisschoppen als André hebben de CPT ook openlijk gesteund.

De landvlucht is verminderd wegens de verbetering van de sociale bijstand op het platteland: de familiale landbouwers hebben nu pensioen, en weduwen krijgen een steun. Dat zijn allemaal vruchten van een strijd op nationaal vlak. Toen Benoni en André gestart zijn bestond dat allemaal niet.

Het regulariseren van de pensioenen van boeren en landarbeiders is één van de belangrijkste resultaten van de syndikaten. Zij zorgen niet alleen voor het bekomen van dat recht, maar ook voor het in orde brengen van de papieren om pensioengerechtigd te zijn. Na jarenlange strijd, via de syndicaten, hebben de familiale landbouwers een heel goed statuut verkregen: pensioen op 60 jaar voor de mannen en 55 voor de vrouwen, moedersalaris van 4 maand bij de geboorte van een kind, pensioen voor weduwe/weduwnaar.

Een tweede strijdpunt van de syndicaten was de gezondheidszorg. Bij meeste syndicaten kreeg je toegang tot dokters of tandartsen. De toenmalige militaire junta zag daarin ook een manier om die syndicaten “braaf” en afhankelijk te maken. Dit botste op veel kritiek van groepen die opteerden voor een meer “geëngageerd” syndicaat, dat zou opkomen voor minimumprijzen en andere verbeteringen van de situatie voor de boeren. De CPT en de Pastoral Rural hebben geholpen om bij de verkiezingen van de boerensyndikaten meer progressieve groepen aan het bewind te krijgen, die meer begaan waren met die sociale visie en missie van de syndicaten.De pensioenregeling is nu een recht en de dienstverlening naar gezondheid is beter geregeld.

André was sinds 2013 voorzitter van IRPAA (Instituto Regional da Pequena Agropecuaria Apropriada) met zetel in Juazeiro-Ba (https://irpaa.org/modulo/english), midden in deze semi-aride zone. Terwijl de CPT van bovenuit vooral de conflicten aanpakt werkt de IRPAA aan de grond, direkt met de familiale boeren, een soort voorlichtingsdienst om de produktie te verbeteren van de kleine boeren van de semi-arido. Dat gaat dus over kleine irrigatie, zaadveredeling, teelten zoals umbu (citrusvrucht, typisch produkt van de semi-arido), cashew, sisal, integratie van landbouw met kleinveeteelt(geiten, schapen), compostering, aanleggen van voedsel- en waterreserves voor het droog seizoen... IRPAA promoot geïntegreer-de en duurzame streekontwikkeling, gebaseerd op familiale landbouw.

Tenslotte. Uit de bijdrage van Benoni.

“Op vlak van financiering vanuit België hebben we (André en Benoni) niet mogen klagen: langs DISOP hebben we voldoende steun gehad, ook van de belgische regering, voor de familiale landbouwschool en de COOPERA. Op kerkelijk vlak was de steun van Misereor (Duitsland) fundamenteel voor ons werk van de Pastoral Rural. En zeker mogen we niet klagen van de vriendensteun van ons beiden.” “André was er niet op uit om zelf iets in gang te steken. Hij bekeek alles, luisterde naar alle standpunten, en op het einde trok hij het besluit dat in de grond niet van hem was maar dat hij distilleerde uit alles wat gezegd was. Daarin was hij een crack. En daarom ook was hij zo succesvol in het coordineren en begeleiden van groepen. Hij wist goed te luisteren, te analyseren, te oordelen, besluiten te formuleren en daarna te handelen.”

1 november 2021

 

 

Zoeken

Dekenaal nieuws