Stil Hoekje
Eenendertigste zondag door het Jaar
Dubbelgebod
De opdracht van God lief te hebben met al onze vermogens en onze naaste als onszelf komt met kleine variaties bij drie evangelisten voor.
Bij Matteüs is het een van de Farizeeën, die aan Jezus de vraag stelt naar het grootste gebod. Marcus laat een van de Schriftgeleerden deze vraag opwerpen. Bij allebei gebeurt dit nadat Jezus de Sadduceeën, van repliek heeft gediend over het leven na de dood. Lucas plaatst in dit verband een wetgeleerde op de voorgrond. Deze geeft zelf het antwoord op zijn eigen vraag naar wat hij moet doen om het eeuwig leven te verwerven. Lucas sluit aan met het verhaal van de Barmhartige Samaritaan.
God liefhebben
God is enig. Het geldt voor ieder mens afzonderlijk, ieder mens wordt aangesproken, niemand wordt uitgesloten.
‘Met heel je hart, met heel je ziel, met heel je kracht’ zegt Deuteronomium. Jezus voegt er een vierde categorie bij, die moet worden ingezet: het verstand. Het ‘luister Israël’ vormt het hart van de joodse godsdienst. Kiezen voor het leven en de zegen wordt verbonden met het liefhebben van God en het luisteren naar zijn stem.
De naaste
Men legt uit: ‘Als je weet wat de naaste nodig heeft, zoals je het weet voor jezelf’. Maar er zit iets meer in de opdracht. De naaste is niet beperkt tot wie we kennen; het is ‘iedereen’. Het vraagt empathie: zelfkennis en vervolgens afzien van eigenbelang. Thomas Merton zegt:’ ieder ander is een stuk jezelf, want ik ben een deel en lid van de mensheid. Misschien is dit dicht bij de kern van het Bijbels gebod.
God en de naaste liefhebben
Hoe verhouden de twee zich tot elkaar? Het ene als een voorwaarde tot het andere of het tweede als gevolg van het andere. Thomas Merton laat ze als één beweging in elkaar overvloeien:’ God doet zijn blik in mij tegenwoordig en zichtbaar zijn door mij tot barmhartigheid voor anderen te bewegen’.
De twee geboden zijn verbonden, maar ze zijn niet hetzelfde. Misschien is het gebod om de Ene God lief te hebben met al onze krachten wel een aansporing om ons bewust te worden van de eenheid van alle mensen. Wie dat tot zich laat doordringen, kan niet anders dan de naaste liefhebben als zichzelf. Dat mag geen schuldgevoel opgeven. Maar het wil zeggen dat ik het lijden van een ander even sterk voel als dat van mezelf. En dat ik de vreugde van een ander beleef als was het mijn eigen vreugde.
Amand De Cock, pr.
Zoeken