‘Jongens en wetenschap’
‘Jongens en wetenschap’ was ooit de titel van een jeugdboekenreeks die op haar beurt de inspiratie vormde voor een gelijknamig radioprogramma. Vandaag spreken we niet meer over ‘Jongens en wetenschap’, maar over ‘Jongens/meisjes en STEM’, het letterwoord voor Science, Technology, Engineering en Mathematics (Wetenschap, Technologie, Toegepaste wetenschap en Wiskunde).
STEM is een succesvolle cluster van vakken die jongeren (m/v) op het niveau van aso, tso en bso laat doorstromen naar beroepen in hout en bouw, chemie, biotechniek, computer en databeheer, wiskunde, toegepaste wetenschappen zoals ingenieur, verpleging, dokter of onderzoeker en alle beroepen die wat te maken hebben met technologie.
Het zijn stuk voor stuk boeiende beroepen die zich bezighouden met de waarneembare en meetbare materie. De medische wereld zorgt voor het lichaam en de technici maken onze wereld comfortabel en bewoonbaar. We moeten ze er dankbaar voor zijn.
Tegenover die waarneembare en tastbare materie staat echter het geloof in een niet-waarneembare wereld. Een geloof in een God en een hemel. Dat voelt voor heel wat mensen als iets vreemd aan, want het beantwoordt niet aan de wetten van de fysica en het kan niet in een wiskundige formule gevat worden. Ze schuiven de religie daarom dikwijls terzijde.
Toch zijn er heel wat wetenschappers die de wereld van de wetenschap en de wereld van het geloof perfect weten te combineren. Er is volgens hen echter één voorwaarde aan verbonden. Je moet beide werelden gescheiden houden en niet in één grote kom beginnen te mengen. ‘Mijn geloof en de wetenschap kruisen elkaar nooit’, zegt Leen Decin, professor sterrenkunde in Leuven. ‘Het zijn twee disciplines die elkaar nooit raken en waar ik als een membraan tussenin zit’. Je kan volgens haar het geloof in Christus niet uitleggen door de wetten van de fysica toe te passen.
Leen Decin verwees o.a. naar Georges Lemaître (1894-1966), de man die de theorie van de oerknal uitgevonden heeft. Lemaître was professor in Leuven, maar hij was ook priester, wat in Leuven niet uitzonderlijk was. Ook voor hem was er tussen de theorie van de oerknal en het scheppingsverhaal uit het boek Genesis geen tegenstrijdigheid, tenminste wanneer ze elk op hun eigen manier gelezen werden.
Diezelfde vraag over het samengaan van geloof en wetenschap stelde de Nederlandse natuurkundige Cees Dekker aan Sabine Van Huffel, professor emeritus biomedische ingenieurswetenschappen (KUL). Volgens professor Van Huffel kan je vanuit de wetenschap God niet bewijzen omdat je vanuit de wetenschap slechts een deel van de waarheid kan achterhalen. Dat betekent volgens Van Huffel echter niet dat God niet zou bestaan, wel dat de zuiver wetenschappelijke benadering beperkt is.
De wetenschapper probeert de materie te doorgronden. Maar zelfs de kosmoloog die het heelal bestudeert, heeft op de ultieme waarom-vragen geen antwoord: waarom is de materie ontstaan, waarom lopen wij als mens op de aarde rond en wat gebeurt er met ons na de dood. Het zijn vragen waar de wetenschap geen zinnig antwoord op kan formuleren tenzij door radicaal te antwoorden dat het allemaal geen zin heeft.
De antwoorden die het christelijk geloof over deze waarom-vragen aanreikt, zijn echter van een andere aard. Met ons logisch verstand kunnen we niet begrijpen hoe iemand uit de doden kan verrijzen. We zien niet in hoe een hemelvaart mogelijk is of hoe men met vijf broden en twee vissen meer dan vijfduizend mensen eten kan geven en daarna nog twaalf volle korven met overgebleven stukken brood kan ophalen. Toch geven deze verhalen en het geloof ons hoop en vertrouwen, omdat ze een zinvol antwoord proberen te geven op de waarom-vragen en op de vragen over de zin van het leven.
Is het christelijk antwoord dan een sluitend verhaal waar geen speld tussen te krijgen is? De wetenschap is per definitie eenduidig of ze is het niet. Het getal 1 is nooit 0,99 maar blijft altijd 1. Religieuze antwoorden en geloofsbronnen daarentegen zijn steeds voor interpretatie vatbaar en worden telkens opnieuw geïnterpreteerd. Het zijn altijd subjectieve en menselijke pogingen om iets van de niet-waarneembare werkelijkheid duidelijk te maken, om een glimp van het goddelijke voor te stellen.
Voor de Nederlandse televisiereeks ‘Andries en de wetenschap’ zei professor Miranda Klaver (VU Amsterdam) dat voor haar persoonlijk binnen de verschillende religies het christelijke antwoord het beste was en dit om vier redenen: ten eerste omdat de dood en het leven er samenkomen; ten tweede omdat er in het christendom de mogelijkheid van omkeerbaarheid is. Er is namelijk de mogelijkheid om tot inkeer te komen en vergiffenis te krijgen; ten derde omdat er een perspectief gegeven wordt op een andere en betere wereld en ten slotte omdat het christendom elke mens in zijn waardigheid laat bestaan door de naastenliefde, de barmhartigheid, het mededogen en de gerechtigheid.
‘Jongens/meisjes en wetenschap’ gaat met ‘geloof’ hand in hand op voorwaarde dat men het membraan tussen beide werelden respecteert. Je hoort en ziet doorheen dat membraan, maar de wetenschap en het geloof geven elk een antwoord op een totaal andere realiteit. De ene wereld zoekt verklaringen voor de waarneembare materie, de andere voor de zin van het leven.
Marc Van Kerchove